Het Verschil tussen Oosters-Orthodoxe en Oriëntaals-Orthodoxe Christologie: Een Analyse van Cyrillus van Alexandrië's Bedoelingen en de 'Word-Concept Fallacy'

Gepubliceerd op 14 oktober 2025 om 17:30

Christologie: Een Analyse van Cyrillus van Alexandrië's Bedoelingen en de 'Word-Concept Fallacy'

Inleiding

De Christologie, de leer over de persoon en natuur van Jezus Christus, vormt een van de centrale thema's in de christelijke theologie en heeft door de eeuwen heen geleid tot significante schisma's binnen de Kerk. Een van de meest persistente verdeeldheden is die tussen de Oosters-Orthodoxe Kerk (ook wel Byzantijns-Orthodox of Chalcedonisch Orthodox genoemd) en de Oriëntaals-Orthodoxe Kerken (waaronder de Koptische, Armeense, Syrische en Ethiopische tradities). Deze scheiding vindt haar oorsprong in de interpretatie van de concilies van Efeze (431) en Chalcedon (451), en draait grotendeels om de formule van Cyrillus van Alexandrië: "mia physis tou Theou Logou sesarkomene" (één natuur van het vleesgeworden Woord van God). Vanuit het perspectief van de Oosters-Orthodoxe Kerk, die de besluiten van Chalcedon accepteert, wordt de Oriëntaals-Orthodoxe benadering vaak gezien als een misverstand dat te veel nadruk legt op de letterlijke betekenis van termen, in plaats van op de diepere intenties en concepten erachter. Dit leidt tot wat we kunnen omschrijven als een 'word-concept fallacy': een logische vergissing waarbij de focus op het woord zelf (bijv. "één natuur") de bredere theologische betekenis en context verduistert.

Dit artikel verkent deze verschillen vanuit een Oosters-Orthodox perspectief, met nadruk op de bedoelingen van Cyrillus van Alexandrië. We zullen de historische context bespreken, inclusief de rollen van figuren als Nestorius, Theodorus van Mopsuestia, Diodore van Tarsus, Gregorius van Nazianze, de Cappadocische Vaders, Dioscorus, Severus van Antiochië, Johannes van Damascus, Maximus de Belijder, Paus Leo I en zijn Tome. Door termen als hypostasis (persoon), ousia (wezen/essentie), en "één" versus "twee naturen" te analyseren, zal worden aangetoond hoe de Oosters-Orthodoxe traditie streeft naar een holistische interpretatie die de eenheid en distinctie in Christus behoudt, terwijl de Oriëntaals-Orthodoxe benadering wordt bekritiseerd als te abstract en technisch, leidend tot een mogelijke verwarring met monofysitisme. Daarnaast zullen we de rol van Maria als Theotokos (Moeder Gods) belichten, evenals latere concilies die terugkomen op deze thema's, zoals het Derde Concilie van Constantinopel (680-681) over de twee willen in Christus versus monotheletisme.

 

Historische Context: De Concilies van Efeze en Chalcedon

De christologische controverses van de vijfde eeuw ontstonden uit pogingen om de goddelijke en menselijke aspecten van Christus te verzoenen, zonder de eenheid van zijn persoon aan te tasten. Het Concilie van Efeze (431) was een cruciaal moment in deze debatten. Hier werd Nestorius, patriarch van Constantinopel, veroordeeld voor zijn leer die leek te impliceren dat Christus uit twee afzonderlijke personen bestond: een goddelijke (het Woord) en een menselijke (Jezus). Nestorius' theologie, beïnvloed door de Antiochijnse school van Theodorus van Mopsuestia en Diodore van Tarsus, benadrukte een conjunctie (synapheia) tussen de twee naturen, maar werd gezien als een scheiding die de eenheid ondermijnde. Cyrillus van Alexandrië leidde de oppositie en benadrukte de eenheid van Christus als "één incarnate natuur van het Woord". Dit concilie bevestigde de titel Theotokos (Moeder Gods) voor Maria, om de eenheid te onderstrepen: Maria baarde niet slechts een mens, maar God-incarnate, wat de ondeelbare eenheid van Christus' persoon benadrukt en nestoriaanse dualiteit afwijst.

Twintig jaar later, op het Concilie van Chalcedon (451), werd geprobeerd deze eenheid te balanceren met de distinctie van naturen. Chalcedon formuleerde: Christus is "in twee naturen, onverdeeld, onvermengd, onveranderd, ongescheiden" (en duo physeis), verenigd in één persoon (hypostasis). Een sleutelinvloed hier was Paus Leo I (de Grote) en zijn Tome (brief) aan Flavianus van Constantinopel (449), waarin Leo de twee naturen in Christus benadrukte: de goddelijke en menselijke naturen blijven distinct, maar opereren in eenheid binnen één persoon. Leo's Tome werd op Chalcedon voorgelezen en geaccepteerd als orthodox, en het concilie riep uit: "Petrus heeft gesproken door Leo!" Vanuit Oosters-Orthodox perspectief was dit geen afwijking van Cyrillus, maar een verduidelijking om extremen te vermijden: enerzijds het nestorianisme (te veel scheiding), anderzijds het eutychianisme (vermenging van naturen tot één), dat vaak geassocieerd wordt met monofysitisme – de leer dat Christus slechts één natuur heeft, waarin het menselijke wordt opgeslokt door het goddelijke. De Oriëntaals-Orthodoxen, geleid door figuren als Dioscorus van Alexandrië, verwierpen Chalcedon echter, omdat zij het zagen als een terugkeer naar nestoriaanse dualiteit. Zij hielden vast aan Cyrillus' "één natuur"-formule als miaphysitisme, wat zij interpreteren als een enkele, samengestelde natuur. Dit leidde tot een schisma, waarbij de Oriëntaals-Orthodoxen Chalcedon beschouwen als een breuk met de traditie van Efeze.

Latere concilies bouwden hierop voort. Het Derde Concilie van Constantinopel (680-681), het zesde oecumenische concilie, behandelde de kwestie van de willen in Christus: het veroordeelde monotheletisme (de leer van één wil, vaak gelinkt aan een monofysitische neiging om de eenheid te overdrijven) en bevestigde dyotheletisme – twee willen (goddelijke en menselijke), harmonieus verenigd in één persoon. Dit was een directe uitbreiding van Chalcedons dyofysitisme, aangezien twee naturen twee operatieve willen impliceren, zonder de eenheid te schenden.

 

Cyrillus van Alexandrië: Bedoelingen en Concepten achter zijn Woorden

Cyrillus van Alexandrië (ca. 376-444) is een sleutelfiguur wiens geschriften beide tradities claimen. Zijn beroemde formule – "mia physis tou Theou Logou sesarkomene" – wordt in de Oosters-Orthodoxe theologie niet gezien als een ontkenning van twee naturen, maar als een nadruk op de eenheid van de persoon van Christus. Cyrillus gebruikte physis (natuur) vaak synoniem met hypostasis (persoon), om te benadrukken dat het Woord vlees werd zonder scheiding. Vanuit EO-perspectief was Cyrillus' intentie om de incarnatie te beschermen tegen nestoriaanse verdeeldheid: de goddelijke natuur van het Woord nam een volledige menselijke natuur aan, resulterend in één incarnate realiteit. De rol van Maria als Theotokos was hier cruciaal voor Cyrillus; het ontkennen hiervan zou impliceren dat Christus niet volledig God was vanaf de conceptie, wat de eenheid ondermijnt.

Belangrijk is dat Cyrillus zelf dyofysitische taal accepteerde in zijn verzoening met Johannes van Antiochië (433), waar hij sprak van "twee naturen" in theorie, maar "één natuur" in de praktijk van de incarnatie. Dit toont aan dat Cyrillus' taal flexibel was, gericht op concepten in plaats van rigide terminologie. De EO-traditie ziet dit als bewijs dat Chalcedon Cyrillus' bedoelingen trouw bleef: de twee naturen blijven distinct (ousia-niveau), maar zijn verenigd in één persoon (hypostasis). Gregorius van Nazianze (ca. 329-390), een van de Cappadocische Vaders, ondersteunde dit door te stellen dat Christus "twee naturen" heeft die onvermengd blijven, maar in één persoon samenkomen, wat de basis legde voor Chalcedons formule. Basilius de Grote (ca. 330-379), een andere Cappadocische Vader, en zijn broer Gregorius van Nyssa (ca. 335-395) droegen bij aan de trinitarische en christologische fundamenten door te benadrukken dat termen als ousia en hypostasis distinct zijn – ousia voor het gedeelde wezen, hypostasis voor de persoonlijke distincties. Dit Cappadocische onderscheid hielp latere christologie om de eenheid in diversiteit te articuleren, en beïnvloedde Cyrillus' begrip van eenheid zonder vermenging.

De Oosters-Orthodoxe Benadering: Zoeken naar de Betekenis achter Termen

In de Oosters-Orthodoxe theologie wordt terminologie niet als absoluut gezien, maar als hulpmiddel om mystieke waarheden uit te drukken. Termen als hypostasis verwijzen naar de persoonlijke eenheid, ousia naar de essentiële eigenschappen, en "één natuur" naar de incarnate eenheid, terwijl "twee naturen" de distinctie behoudt. Johannes van Damascus (ca. 675-749) in zijn Exacte Uitleg van het Orthodoxe Geloof benadrukt dat Christus twee naturen heeft, onvermengd, maar verenigd in één hypostasis, echoënd Cyrillus. Maximus de Belijder (ca. 580-662) ontwikkelde dit verder in zijn strijd tegen monotheletisme, argumenterend dat twee naturen twee wilskrachten impliceren, verenigd in één persoon. Dit voorkomt een abstracte eenheid die de menselijkheid van Christus zou ondermijnen, en sluit aan bij het Derde Concilie van Constantinopel, dat monotheletisme als een vorm van vermomd monofysitisme afwees.

De EO-traditie zoekt dus de "achterliggende ware betekenis" van Cyrillus: zijn formule was anti-nestoriaans, niet anti-dyofysitisch. Door context, intentie en patristische consensus te overwegen, vermijdt men een letterlijke interpretatie die tot extremen leidt, zoals monofysitisme, dat de menselijke natuur zou kunnen absorberen.

Vanuit EO-perspectief begaan de Oriëntaals-Orthodoxen een 'word-concept fallacy' door te focussen op de letterlijke woorden van Cyrillus, zonder zijn bredere intenties te begrijpen. Dioscorus, opvolger van Cyrillus, radicaliseerde de "één natuur"-formule op het "Roversconcilie" van Efeze (449), leidend tot een mogelijke verwarring met eutychianisme en monofysitisme. Severus van Antiochië (ca. 465-538) ontwikkelde miaphysitisme als een samengestelde natuur, maar EO-critici zien dit als een abstracte constructie die de distinctie van naturen ondermijnt, potentieel leidend tot een monofysitische interpretatie waarin de menselijkheid secundair wordt. Zij argumenteren dat OO-theologie te technisch is, termen als vaste categorieën behandelend in plaats van als dynamische uitdrukkingen van mysterie.

Dit leidt tot een misverstand van Chalcedon als nestoriaans, terwijl Chalcedon juist Cyrillus' eenheid beschermt, inclusief de Theotokos-titel en de balans die Leo's Tome biedt. De OO-focus op "mia physis" als enkelvoudige natuur negeert Cyrillus' acceptatie van dyofysitische taal, resulterend in een theologie die, hoewel niet monofysitisch bedoeld, risico loopt op vermenging, zoals later bekritiseerd in concilies tegen monotheletisme.

Conclusie

Vanuit Oosters-Orthodox perspectief biedt de Christologie van Cyrillus een brug tussen Efeze en Chalcedon, versterkt door Leo's Tome en de Cappadocische Vaders, gericht op eenheid zonder vermenging. Door de betekenis achter termen te zoeken, behoudt de EO-traditie de rijkdom van patristen als Gregorius, Basilius, Johannes en Maximus, terwijl latere concilies als Constantinopel III de distinctie van naturen en willen beschermen tegen monofysitisme en monotheletisme. De rol van Maria als Theotokos onderstreept deze eenheid. De Oriëntaals-Orthodoxe benadering, hoewel geworteld in dezelfde bronnen, valt ten prooi aan een word-concept fallacy door een te abstracte focus op woorden. Dialoog blijft essentieel, maar hereniging vereist erkenning van Chalcedons trouw aan Cyrillus' intenties.


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.