Hoe kan God sterven in de Persoon van Jezus?
De twee naturen van Christus en het mysterie van het kruis
1. Wat is sterven volgens het christelijk geloof?
Allereerst dienen wij duidelijk te maken wat sterven daadwerkelijk betekent, in de christelijke antropologie betekent sterven niet dat de ziel ophoudt te bestaan, maar dat er een scheiding optreedt tussen lichaam en ziel. Het lichaam keert terug tot de aarde, terwijl de ziel blijft voortbestaan.
-
Prediker 12:7: “Het stof keert terug naar de aarde zoals het was, en de geest keert terug tot God die hem gegeven heeft.”
-
Jakobus 2:26: “Zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.”
Wanneer wij dus zeggen dat Christus gestorven is, bedoelen we dat Zijn menselijke ziel van Zijn menselijke lichaam gescheiden werd. Zijn goddelijke natuur bleef echter onsterfelijk en onveranderd.
2. De twee naturen van Christus
De Kerk belijdt dat Jezus Christus waarachtig God en waarachtig mens is, verenigd in één Persoon (hypostatische unie).
-
Johannes 1:14: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.”
-
Kolossenzen 2:9: “In Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk.”
Het Concilie van Chalcedon (451) formuleerde dit zo: Christus is “één en dezelfde Zoon, volmaakt in Godheid en volmaakt in mensheid… in twee naturen, zonder vermenging, zonder verandering, zonder scheiding, zonder deling.”
3. Hoe kan God sterven?
-
In Zijn goddelijke natuur is de Zoon onsterfelijk en onveranderlijk. God kan niet sterven.
-
In Zijn menselijke natuur heeft de Persoon van de Zoon een echt lichaam en een echte ziel aangenomen. In die menselijke natuur heeft Hij werkelijk geleden en de dood ondergaan.
Daarom zeggen de Vaders: het is niet de Godheid die stierf, maar de menselijke natuur van Christus. Toch spreken wij terecht over het “sterven van God”, omdat Degene die stierf niemand minder is dan de eeuwige Zoon van God.
4. Stemmen van de Vaders en theologen
-
Athanasius van Alexandrië († 373): “Hij nam een lichaam aan dat kon sterven, opdat Hij door Zijn dood de macht van de dood zou vernietigen.” (De Incarnatione 9)
-
Gregorius van Nazianze († 390): “Wij belijden één en dezelfde Christus: lijdend in het vlees, maar onlijdelijk in de Godheid; stervend als mens, maar levend en leven gevend als God.” (Oratio 29, 18)
-
Cyrillus van Alexandrië († 444): “Wij zeggen niet dat de Logos van God in Zijn eigen natuur gestorven is, maar omdat Zijn eigen lichaam gestorven is, zeggen wij dat Hij Zelf gestorven is. Want Hij was het die leed in het vlees.” (Epistula ad Nestorium)
-
Johannes van Damascus († 749): “Wij zeggen dat God leed in het vlees, maar niet dat de Godheid leed. Want de goddelijke natuur is onlijdelijk. Maar de vleeswording maakte het mogelijk dat de Zoon van God werkelijk stierf in Zijn mensheid.” (De Fide Orthodoxa III, 27)
5. Het heilsmysterie
Alleen als Christus werkelijk mens is, kan Hij sterven in onze plaats. Alleen als Hij werkelijk God is, kan Zijn dood oneindige waarde hebben en de dood zelf vernietigen.
-
Hebreeën 2:14: “Omdat de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft Hij eveneens daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, teniet zoudoen.”
Daarom belijdt de Kerk met recht: “God is gestorven aan het kruis” – niet omdat de Godheid sterfelijk werd, maar omdat de Zoon van God in Zijn menselijke natuur werkelijk de dood onderging.
Sterven betekent in het christelijk geloof de scheiding van ziel en lichaam. In Christus gebeurde dit werkelijk: Zijn menselijke ziel scheidde zich van Zijn menselijke lichaam. Maar Zijn goddelijke natuur bleef onsterfelijk en verenigd met zowel ziel als lichaam.
Zo is het mysterie van het kruis: de eeuwige Zoon van God onderging de dood in Zijn mensheid, zodat Hij de dood kon vernietigen en ons het eeuwige leven kon schenken.
Reactie plaatsen
Reacties