De Opstanding en de Eerste Christenen

Gepubliceerd op 29 januari 2023 om 16:51

De opstanding van Jezus Christus vormt het hart van het christelijk geloof en was vanaf het allereerste begin de kern van de prediking van de apostelen. Zonder de opstanding zou er geen christendom bestaan. Zoals de apostel Paulus schrijft:

“En als Christus niet is opgewekt, dan is onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.” (1 Korintiërs 15:14)

De eerste getuigen

Volgens de evangeliën waren het de vrouwen – Maria Magdalena en de andere vrouwen – die als eersten het lege graf ontdekten (Matteüs 28:1-10; Marcus 16:1-8; Lucas 24:1-12; Johannes 20:1-18). Dit is opmerkelijk, omdat in de Joodse cultuur van die tijd het getuigenis van vrouwen juridisch minder zwaar woog. Juist dit detail onderstreept de historische betrouwbaarheid van het getuigenis: de vroege Kerk zou dit niet hebben verzonnen als het niet werkelijk zo gebeurd was.

Daarna verscheen de Verrezene aan de apostelen en aan vele anderen. Paulus somt in 1 Korintiërs 15:5-8 een hele reeks verschijningen op, waaronder aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk.

De verkondiging van de apostelen

De eerste christenen verkondigden niet slechts een morele leer of een nieuwe filosofie, maar een gebeurtenis: dat Jezus, die gekruisigd was, werkelijk uit de dood is opgestaan. In de rede van Petrus op Pinksteren klinkt dit centraal:

“Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn.” (Handelingen 2:32)

De opstanding werd gezien als de bevestiging dat Jezus werkelijk de Messias en de Zoon van God is (Romeinen 1:4).

De betekenis voor de eerste christenen

Voor de eerste christenen was de opstanding niet slechts een wonder, maar de doorbraak van Gods nieuwe schepping. Het betekende dat de dood overwonnen was en dat ook zij zouden delen in het eeuwige leven. Zoals Paulus schrijft:

“Maar Christus is werkelijk opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn.” (1 Korintiërs 15:20)

De Eucharistie en de zondagse samenkomst (de “dag des Heren”) kregen hun betekenis vanuit dit geloof in de opstanding. De zondag werd gevierd als de dag waarop Christus opstond, en de Eucharistie als deelname aan Zijn dood en verrijzenis (Handelingen 20:7; Didachè 14).

Vroege Kerkelijke getuigenissen

  • Ignatius van Antiochië († ca. 110) benadrukt in zijn brieven dat Christus “werkelijk geleden heeft, werkelijk gestorven is en werkelijk is opgestaan” (Brief aan de Smyrnaeërs 2).

  • Justin Martyr († ca. 165) schrijft in zijn Apologie dat christenen samenkomen op zondag omdat dit de dag is “waarop Jezus Christus onze Heiland opstond uit de doden.”

  • Irenaeus van Lyon († ca. 202) ziet de opstanding als het begin van de vernieuwing van de schepping: “Zoals de dood door een mens kwam, zo kwam ook de opstanding door een mens” (Tegen de Ketterijen V,12).

Conclusie

De opstanding van Christus was de beslissende ervaring die de eerste volgelingen van Jezus veranderde van een angstige, verborgen groep in een vurige gemeenschap die bereid was te lijden en te sterven voor hun geloof. Het was de levende kern van hun boodschap en de bron van hun hoop.

Zoals de heilige Johannes Chrysostomos later zou verkondigen in zijn beroemde Paashomilie:

“Christus is opgestaan, en het leven heerst! Christus is opgestaan, en geen dode blijft in het graf!”

 

Verder: Allereerst wil ik duidelijk maken dat mijn geloof en overtuiging in de opstanding van Christus niet gebaseerd zijn op seculiere historische feiten of wetenschappelijke studies. Mijn overtuiging komt uit de Heilige Schrift, dat wil zeggen de Bijbel, en uit de leer van de Kerk.

En als u een christen bent die dit leest, hoop ik dat ook uw overtuiging niet rust op seculiere studies of historische feiten. Want de geschiedenis van deze wereld is van deze wereld, maar wij zijn niet van deze wereld. Zoals Christus Zelf zegt:

“Omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitgekozen, haat de wereld u.” (Johannes 15:19) “Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.” (Johannes 17:14)

Historische bevestiging van de kruisiging

De meeste historici zijn het erover eens dat Jezus van Nazareth werkelijk heeft bestaan en dat Hij gekruisigd is onder Pontius Pilatus. Vrijwel alle bronnen die wij over Hem hebben, bevestigen dit feit. Maar omdat niet-christenen de Bijbel en de Kerkelijke traditie niet als gezaghebbend willen erkennen, wijs ik ook op enkele historische feiten en getuigenissen van buiten de Kerk die indirect de opstanding bevestigen.

De eerste christelijke gemeenschap

Na de kruisiging en opstanding van de Heer verzamelden de discipelen zich en vormden de eerste christelijke gemeenschap. Van daaruit trokken zij de wereld in om de Opgestane Heer te verkondigen. Zij predikten het Evangelie: dat Christus gestorven is voor onze zonden, dat Hij is opgestaan en dat Hij veertig dagen onder hen leefde voordat Hij ten hemel opsteeg (Handelingen 1:3).

Dit is de kern van ons geloof. Zoals Paulus schrijft:

“En als Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zinloos; u bent dan nog in uw zonden.” (1 Korintiërs 15:17)

De eerste christenen geloofden vast in de opstanding, en dat weten wij niet alleen uit de Schrift, maar ook uit de getuigenissen van talloze ooggetuigen (1 Korintiërs 15:5-8).

De snelle verspreiding van het christendom

Wat bijzonder is: het christendom verspreidde zich razendsnel door het Romeinse Rijk en daarbuiten. Dit gebeurde niet door macht, rijkdom of legers, maar door de overtuigingskracht van het getuigenis van de opstanding.

Mensen uit heidense culturen – Romeinen, Grieken, Egyptenaren, Assyriërs – lieten hun machtige goden en afgoden achter zich om een gekruisigde Jood te volgen, iemand die zij nooit persoonlijk hadden ontmoet. Zij verruilden Zeus, Jupiter, Apollo, Ra en Osiris voor Jezus Christus, die door mensenhanden was gedood. Waarom zouden zij dat doen, tenzij de Heilige Geest Zelf hun harten overtuigde?

Het getuigenis van de martelaren

De eerste christenen werden zwaar vervolgd. Alle apostelen, behalve Johannes de Theoloog, stierven de marteldood. Johannes werd verbannen naar Patmos (Openbaring 1:9). Toch bleven zij Christus verkondigen.

Waarom zouden zij hun leven geven voor een leugen? Zoals Tertullianus († ca. 220) schreef:

“Het bloed van de martelaren is het zaad van de Kerk.” (Apologeticum 50)

Hun bereidheid om te sterven bevestigt dat zij werkelijk geloofden in de opgestane Heer.

Joodse en heidense bronnen

Zelfs de Joodse leiders van die tijd bevestigden indirect dat de eerste christenen geloofden in de opstanding, al verwierpen zij dit als een leugen (Matteüs 28:11-15). Ook niet-christelijke schrijvers, zoals de Romeinse historicus Tacitus (Annalen XV,44) en de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (Joodse Oudheden XVIII,3), vermelden Jezus, Zijn kruisiging en het bestaan van de vroege christelijke beweging.

De Kerkvader Ignatius van Antiochië († ca. 110) schreef in zijn Brief aan de Smyrnaeërs:

“Hij is werkelijk gekruisigd en gestorven, en werkelijk opgewekt door de Vader.”

Dit toont aan dat het geloof in de opstanding geen latere uitvinding was, maar vanaf het begin het fundament van de Kerk.

Conclusie

Vanaf de eerste eeuw verkondigde de Kerk dat Christus gestorven en opgestaan is. Dit geloof verspreidde zich als een vuur door het Romeinse Rijk, ondanks vervolging en martelaarschap. Zowel vrienden als vijanden van het christendom bevestigen dat de eerste christenen dit geloof altijd hebben beleden.

De opstanding is dus geen latere toevoeging of kerkelijke innovatie, maar het oergetuigenis van de Kerk. Het is de rots waarop ons geloof rust, de bron van onze hoop en de overwinning op de dood.

“Christus is werkelijk opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn.” (1 Korintiërs 15:20)

 

Met broederlijke groet in Christus, onze Heer en Heiland.

 

 

 

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.