Van Nicea tot Constantinopel
De Zeven Oecumenische Concilies waren een reeks cruciale bijeenkomsten in de vroege geschiedenis van de Christelijke Kerk, gehouden tussen de 4e en 8e eeuw. Deze concilies behandelden theologische en dogmatische geschillen, vormden de geloofsbelijdenis en praktijk van het christendom, en beschermden het orthodoxe geloof tegen ketterijen.
1. Eerste Concilie van Nicea (325)
Het Eerste Concilie van Nicea werd bijeengeroepen door keizer Constantijn om de Arianistische ketterij te bestrijden, die de volle goddelijkheid van Jezus Christus ontkende. Arius, een presbyter uit Alexandrië, leerde dat Christus een geschapen wezen was en niet mede-eeuwig met de Vader.
Het concilie, geleid door figuren zoals de heilige Athanasius, bevestigde de leer van het homoousios—dat Christus van hetzelfde wezen is als de Vader. Dit werd vastgelegd in de Geloofsbelijdenis van Nicea, die tot op heden een hoeksteen van de christelijke theologie is.
Kerkvaders over Nicea:
-
De heilige Athanasius schreef uitvoerig tegen het Arianisme in Over de Menswording, waarin hij stelde: “De Zoon is geen schepsel, maar het eeuwige Woord van de Vader, gegenereerd, niet gemaakt.”
-
Het concilie verklaarde: “Wij geloven in één Heer Jezus Christus, de Zoon van God, geboren uit de Vader, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, één in wezen met de Vader.”
2. Eerste Concilie van Constantinopel (381)
Dit concilie bevestigde opnieuw de Geloofsbelijdenis van Nicea en verduidelijkte verder de leer van de Kerk over de Drie-eenheid en de goddelijkheid van de Heilige Geest. Het veroordeelde de Macedonische ketterij, die de goddelijke natuur van de Heilige Geest ontkende.
Kerkvaders over Constantinopel I:
-
De heilige Gregorius van Nazianze verdedigde de goddelijkheid van de Heilige Geest en schreef: “De Heilige Geest is werkelijk God, voortkomend uit de Vader, gelijk in heerlijkheid en aanbidding.”
Dit concilie breidde de Geloofsbelijdenis van Nicea uit tot de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, die nog steeds centraal staat in de orthodoxe liturgie.
3. Concilie van Efeze (431)
Het Concilie van Efeze behandelde de leer van Nestorius, die beweerde dat Maria niet Theotokos (“God-barer”) genoemd mocht worden, maar slechts Christotokos (“Christus-draagster”). Het concilie bevestigde dat Christus één goddelijke Persoon is en dat Maria terecht Theotokos wordt genoemd.
Kerkvaders over Efeze:
-
De heilige Cyrillus van Alexandrië schreef: “Als iemand niet belijdt dat Emmanuel werkelijk God is, en dat de Heilige Maagd daarom Theotokos is, zij hij vervloekt.”
4. Concilie van Chalcedon (451)
Dit concilie behandelde de monofysitische controverse en verwierp de leer van Eutyches, die beweerde dat Christus slechts één natuur had. Het concilie bevestigde dat Christus twee naturen bezit—één goddelijke en één menselijke—verenigd in één Persoon, zonder vermenging of scheiding.
Kerkvaders over Chalcedon:
-
De Definitie van Chalcedon stelt: “Wij belijden één en dezelfde Christus, Zoon, Heer, eniggeborene, in twee naturen, zonder vermenging, zonder verandering, zonder verdeling, zonder scheiding.”
5. Tweede Concilie van Constantinopel (553)
Dit concilie veroordeelde de Drie Hoofdstukken—geschriften die verbonden waren met nestorianisme en monofysitisme—en bevestigde opnieuw de leer van de eerdere concilies over de natuur van Christus en de Drie-eenheid.
6. Derde Concilie van Constantinopel (680–681)
Dit concilie behandelde de monotheletische ketterij, die ontkende dat Christus twee willen had (een goddelijke en een menselijke). Het concilie bevestigde dat Christus inderdaad twee willen bezit, in overeenstemming met Zijn twee naturen.
Kerkvaders over Constantinopel III:
-
De heilige Maximus de Belijder verdedigde deze leer en schreef: “Christus heeft twee willen, goddelijk en menselijk, in volmaakte harmonie, want Hij is waarlijk God en waarlijk mens.”
7. Tweede Concilie van Nicea (787)
Dit concilie behandelde de iconoclastische controverse en bevestigde de verering van iconen als legitiem, terwijl het iconoclasme werd veroordeeld. Het concilie verklaarde dat iconen niet worden aanbeden, maar vereerd, omdat zij vensters naar het goddelijke zijn.
Kerkvaders over Nicea II:
-
De heilige Johannes van Damascus schreef: “Wij aanbidden geen beelden, maar door hen eren wij degenen die erop zijn afgebeeld.”
Eindconclusie
Deze concilies hebben essentiële geloofsbelijdenissen en dogmatische uitspraken voortgebracht die nog steeds gezaghebbend zijn in de Christelijke Kerk. Zij stelden de grenzen van de Orthodoxie vast, verdedigden het geloof tegen ketterijen en vormden de christelijke theologie voor eeuwen.
Reactie plaatsen
Reacties